berichten

Bouwsector bedrijft logistieke topsport: ‘Met zo weinig mogelijk bewegingen zo veel mogelijk impact voor Nederland’

27 juli 2023

Dat Bouwend Nederland lid is van de Mobiliteitsalliantie, is logisch. Ten eerste is mobiliteit voor de bouwsector een voorwaarde: om efficiënt te kunnen bouwen, moeten materialen en medewerkers snel en makkelijk van A naar B. Tegelijkertijd faciliteert de sector mobiliteit. Van nieuwe ov-stations tot onderhoud van wegen en fietspaden: de bouwsector helpt Nederland in beweging houden. Arjan Walinga van Bouwend Nederland legt uit hoe bedrijven en overheid daarbij steeds meer samenwerken.  

Luchtfoto van gebouwen

De stikstofcrisis zorgt in de bouwsector voor veel beperkingen. Maar juist die beperkingen hebben ook een positief effect: een groeiend gevoel van urgentie. Ook met betrekking tot mobiliteit. “Vanaf 2020 is er binnen de sector een breed gedeeld besef: we moeten met z’n allen het aantal transportbewegingen terugbrengen”, weet Arjan Walinga, expert bouwlogistiek bij Bouwend Nederland. “Een aantal grote bedrijven was hier al eerder mee aan de slag gegaan. Aan hun kennis en ervaring is nu veel behoefte.” Die kennis en ervaring delen, gebeurt onder meer via het programma ‘De Groene Koers’: een initiatief van vijf brancheorganisaties die zich bezighouden met bouw, infra en groen: Bouwend Nederland, BMWT, CUMELA, VHG en MKB Infra. Samen willen zij bijdragen aan de klimaatdoelstellingen voor mobiliteit die onderdeel uitmaken van het Klimaatakkoord.  

 

De brede samenwerking binnen De Groene Koers is best uniek. Maar ook heel logisch, volgens Walinga. “Bedrijven in deze branches moeten allemaal hun emissies terugbrengen en lopen daarbij tegen dezelfde vragen aan. Welk materieel is er beschikbaar? Wat zijn hiervan de kosten? Hoe zit het met de laadinfrastructuur? Maar ook: wat is een realistisch tempo voor de transitie? Binnen de Groene Koers delen we antwoorden op deze vragen en starten we zogenaamde Koersprojecten op. Daarmee wisselen we innovaties uit en inspireren we elkaar om de transitie te versnellen.” 

 

Goed gevulde vrachtwagens 

Het terugbrengen van het aantal transportbewegingen, begint volgens Walinga met goed plannen. Met name ‘the last mile’ speelt hierbij een belangrijke rol: de laatste fase in het proces van aflevering van materialen op de bouwlocatie. Die locatie bevindt zich vaak midden in een stad, waar de ruimte schaars is. Om de beschikbare ruimte efficiënt te benutten, is het belangrijk dat vrachtwagens en bestelbussen optimaal benut worden en dus maximaal gevuld zijn. “Daarom wordt steeds meer gewerkt met bouwhubs aan de rand van de stad: bouwbedrijven kunnen daar vrachten voor verschillende projecten combineren en vervolgens de stad in. Zo mogelijk met emissievrij transport, wat met het instellen van zero-emissie-zones steeds belangrijker wordt (zie kader).”  

Een andere slimme manier om het aantal transportbewegingen in de stad te verkleinen is prefab-bouw: grote gebouwdelen worden daarbij op een externe locatie – buiten de stad – geproduceerd en vervolgens met groot vervoer naar de eindlocatie getransporteerd en ter plekke geassembleerd. Steeds meer grote projecten worden op deze manier gebouwd. “Het kantoor van de European Patent Office (EPO) in de Plaspoelpolder in Rijswijk bijvoorbeeld is vrijwel volledig op een externe locatie gebouwd. Daardoor kon het aantal bewegingen naar de Plaspoelpolder sterk worden beperkt. Bewegingen van het materiaal, maar ook van de mensen die eraan werkten.” Dit soort projecten zijn volgens Arjan logistieke topsport. Dat geldt zeker ook voor De Zalmhaventoren in Rotterdam: met een hoogte van 215 meter het hoogste woongebouw van de Benelux. “Dit project is grotendeels uitgevoerd in prefab beton. Elke week wordt er een nieuwe verdieping afgeleverd en aangebracht met behulp van een hijsloods, die tegelijkertijd fungeert als productiehal.” 

Om dit soort processen goed en onverstoord te laten verlopen, zijn goede data volgens Walinga onontbeerlijk. Vrijwel alle bouwbedrijven zetten daarbij het Bouw Informatie Model (BIM) in: een volledig interactief, digitaal 3D-model van een bouwwerk. “Door de elementen in het ontwerp te verbinden aan de tijd, ontstaat een 4D-planning. Alle betrokken partijen kunnen hierin hun planningen openstellen en afstemmen. Zo kun je superefficiënt samenwerken.”  

 

Keuzes maken 

Bedrijven werken niet alleen onderling steeds meer samen aan slimme mobiliteit, maar ook met gemeenten. Walinga realiseert zich dat die gemeenten zich in een spagaat bevinden. “Enerzijds willen en moeten ze schadelijke emissies van onder meer fijnstof en CO2 terugbrengen. Anderzijds willen ze geen economische bedrijvigheid verliezen en hebben ze bijvoorbeeld ook te maken met onderhoud van riolering en kademuren. En tegelijkertijd worden er allerlei evenementen georganiseerd en moeten bijvoorbeeld winkels en horeca ook gewoon bereikbaar blijven.”  

Walinga verwacht daarom dat ook gemeenten steeds meer op een datagedreven manier naar bouwlogistiek en mobiliteit zullen kijken. “TNO werkt momenteel aan een dashboard dat de bewegingen in een stad inzichtelijk maakt en daarmee ook welke ruimte beschikbaar is. Stel dat er in een bepaalde stad drie grote bouwprojecten tegelijk lopen. Dan kan die gemeente op basis van het dashboard bepalen dat elk project bijvoorbeeld twee zendingen per dag toebedeeld krijgt. Technisch zijn hier geen beperkingen voor. In veel steden hangen al camera’s en vrachtwagens zijn al uitgerust met bakens: de vraag is dan ook niet of het kan, maar wat we willen.”  

Hoewel data daarbij dus een belangrijke rol spelen, is slimme mobiliteit soms ook gewoon een kwestie van creatieve oplossingen bedenken. Bijvoorbeeld als het gaat om transport van prefab-elementen. Dit zijn enorme gevaartes, die je vaak alleen met zwaar dieseltransport op hun plek krijgt. “Sommige gemeenten kiezen er daarom voor om vervoer van prefab-elementen via de busbaan toe te staan. Die zeggen: het is ook in ons voordeel dat de bouw door kan gaan.” En precies dat is volgens Arjan zo bijzonder aan de huidige positie van de bouwsector: de grote ambities die de sector op dit moment heeft, zijn voor een heel groot deel gelijk aan die van het land. “Met onze bouwprojecten maken we Nederland mooier, schoner en veiliger. De uitdagingen die we daarbij hebben zijn enorm complex. Maar gelukkig hebben we ook heel veel mogelijkheden.” 

Bouwplaats


‘Laadinfrastructuur cruciale voorwaarde voor zero emissie logistiek’ 

Naast het verminderen van transportbewegingen, investeren bouwbedrijven ook volop in de verduurzaming ervan. Het rijden op elektriciteit of waterstof wordt steeds gebruikelijker en vanaf 1 januari 2025 ook deels verplicht. Gemeenten mogen dan een stadsgebied aanwijzen waar geen vervuilende bestelbussen en vrachtwagens mogen rijden. Ook in aanbestedingen wordt het gebruik van ‘zero emissie voertuigen’ steeds vaker als eis gesteld. Voor bepaalde voertuigcategoriën gelden tot 2030 wel overgangsregelingen en in bepaalde gevallen vrijstellingen en ontheffingen.  

Gezien de steeds stengere eisen op het gebied van zero emissie is het een goed teken dat de keuze in elektrisch transport steeds groter wordt. “Maar dan moeten die voertuigen wel optimaal benut kunnen worden weet Chris van Dijk, beleidsadviseur van RAI Vereniging, de branchevereniging van fabrikanten en importeurs. “Daar zit op dit moment de uitdaging, want de capaciteit van het energienetwerk blijft achterlopen. De laadinfrastructuur voor trucks is onvoldoende en op meerdere plekken in Nederland is er al netcongestie. Daar moet wat aan gebeuren. Want een werkende laadinfrastructuur is voor zero emissie logistiek een cruciale voorwaarde.” 

Lees meer over zero emissie zones www.opwegnaarzes.nl