Als overheden en bedrijven niet snel in actie komen, loopt Nederland de komende jaren onherroepelijk vast, waarschuwt Frits van Bruggen, hoofddirecteur van de ANWB. “Het is tijd om wakker te worden, we moeten aan de bak.”
We ontmoeten de hoogste baas van de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond (4,6 miljoen leden) in zijn kantoor op de grens van Den Haag en Wassenaar. Hiervandaan spreekt Frits van Bruggen (1959) sinds 2014 namens ‘de Nederlandse mobilist’. “Veel mensen denken dat ik als ANWB-er vooral op kom voor autobestuurders, maar wij zetten ons in voor iedereen die mobiel wil zijn. Of dat nu achter het stuur, op de fiets, wandelend of met de trein is. En juist daarom maak ik mij zorgen over de mobiliteit van ons land.”
Een waarschuwing dat Nederland dicht slibt.
“Eén van de grote problemen is onze bereikbaarheid. Het is nu al druk op ons wegennet en op de spoorlijnen, dat wordt alleen maar erger. De afgelopen tien jaar zijn er een miljoen auto’s bijgekomen in ons land, het stadsvervoer van bijvoorbeeld Amsterdam stijgt met vijf procent per jaar en er komen steeds meer fietsen bij. Als dit zo doorgaat, draaien we de komende jaren compleet vast. Tenzij we goede plannen maken.”
Binnenkort presenteert u het Deltaplan Mobiliteit. Wat staat daar in?
“Dat doe ik niet alleen, voor de duidelijkheid. Roger van Boxtel van de NS, Steven van Eijck van de RAI-vereniging, Arthur van Dijk, toen nog van TLN, en ik hebben twee jaar geleden de koppen bij elkaar gestoken omdat we zagen dat er een goede aanpak moet komen om Nederland, en met name onze infrastructuur, klaar te stomen voor de toekomst. Dat leidde tot een brede mobiliteitsalliantie waar zich inmiddels vierentwintig organisaties bij hebben aangesloten. Samen leggen we momenteel de laatste hand aan een strategisch plan, compleet met investeringsagenda, waarin we oplossingen aandragen om te voorkomen dat Nederland tussen nu en 2030 stil valt.”
Wat zijn die oplossingen?
“Ik kan nog niet in details treden, het plan presenteren we binnenkort, maar wat duidelijk is: er is meer budget nodig. Daar proberen we vooral de politiek van te overtuigen. Er is de laatste jaren flink bezuinigd: zo’n tien jaar geleden werd 1,4 procent van het Bruto Nationaal Product aan mobiliteit en bereikbaarheid uitgegeven. Nu is dat nog maar zo’n 0,8 procent; een daling van vier miljard euro per jaar. Bovendien gaat een groot deel van dat geld naar het onderhoud van bijvoorbeeld spoorwegen en viaducten, terwijl er juist méér moet worden geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur.”
Als in: meer asfalt?
“Het is bewezen dat het nut heeft om bestaande wegen te verbreden. Kijk maar naar de A1 en A6: daar staat nu zestig procent minder file. Maar ik pleit ook zeker voor investering in railvervoer: door slimmere software kunnen we meer treinen op de bestaande rails laten rijden, terwijl goed doordachte ov-voorzieningen essentieel zijn voor mobiliteit rondom grote steden. Waarom stopt de Noord-Zuidlijn in Amsterdam al bij Station Zuid? En waarom ligt hier in Den Haag nog geen Lightrailverbinding waarmee je schoon en snel de stad in kunt, zónder auto? Omdat we het geld er niet voor over hebben! (Van Bruggen tikt zijn vingers nadrukkelijk op tafel). De boormachines moeten weer aan. We moeten doorzetten.”
Wie moet dat gaan betalen?
“Een goede infrastructuur is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid; provincies, gemeenten en waterschappen. Maar wij zien ook zeker kansen voor de private sector. Waarom zouden overheden en bedrijven niet samen fondsen creëren om de mobiliteit van mensen te verbeteren, door middel van co-financiering? Het geld klotst in Nederland momenteel over de dijken, maar het wordt niet op de juiste manier ingezet.”
Ondernemers moeten dus meebetalen?
“Daar zijn mogelijkheden voor, maar bedrijven kunnen ook hun steentje bijdragen door mee te doen aan het project ‘Anders Reizen’. Op dit moment zijn veertig grote firma’s aangesloten, maar eigenlijk zou iedereen mee moeten doen. Een werkgever heeft enorm veel impact op het (bewuste) reisgedrag van z’n werknemers en kan dus helpen. Stimuleer bijvoorbeeld het gebruik van elektrische auto’s of fietsen, bied slimme alternatieven aan in het ov en bekijk goed wanneer je mensen thuis kunnen werken.”
De ANWB prijst de opkomst van elektrische fietsen.
“Klopt. En dat doen we bijvoorbeeld omdat elektrische auto’s veelal nog te duur zijn voor particulieren. Het mooiste zou zijn als hier een gezonde markt van tweedehands voertuigen voor ontstaat. Er moet snel een markt voor betaalbare elektrische auto’s ontstaan. Vanuit de ANWB proberen wij de drempel te verlagen door elektrische auto’s in de Private Lease aan te bieden, waardoor je voor een verrassend laag maandbedrag elektrisch kunt rijden. Daarnaast is een elektrische fiets een prima alternatief voor bijvoorbeeld woon-werkverkeer tot 20 kilometer afstand. Dat zou veel auto’s schelen. Het is een keuze die je als werkgever actief kunt stimuleren; het is gezond, schoon en snel. Maar ook hier is het belangrijk om te investeren, met name in de infrastructuur.”
Wat moet er precies veranderen?
“De ANWB wil vooral de veiligheid van het elektrisch fietsen verbeteren. Meer fietsers hebben een dodelijk ongeluk in Nederland in het verkeer dan automobilisten, dus dat is hard nodig. En toch is er op dit moment nog sprake van een collectieve onderschatting van de risico’s. Zo voelt bijna vijftig procent van de fietsers in Amsterdam zich onveilig in het verkeer, maar er wordt te weinig aan gedaan.”
Van Bruggen, wiens dochter drie jaar geleden hersenletsel opliep door een fietsongeval, stelt ingrijpende maatregelen voor. “We moeten de verkeersstromen van fietsers en auto’s verder uit elkaar halen. Denk daarbij aan aparte fietspaden voor snelle fietsen, de invoering van meer 30-kilometerzones of het autoluw maken van bepaalde straten in stadscentra. Als het aantal fietsen zo hard blijft stijgen als de afgelopen jaren, wordt dat noodzakelijk. Nemen we die veranderingen niet serieus, dan voorzien wij dat het aantal zwaargewonden in het verkeer in de komende tien jaar stijgt van 20.000 naar 30.000. Er is echt werk aan de winkel.”
Nog even terug naar de auto’s. Rekeningrijden?
“Uit onderzoek blijkt dat mensen open staan voor het zogenoemde ‘betalen per kilometer’, mits we het bestaande belastingsysteem afschaffen. Dat ervaren we als eerlijk. Neem mijn vader: hij is bijna 90, en overigens al 75 jaar lid van de ANWB, en rijdt in een heel jaar minder kilometers dan ik in twee weken. Maar toch betalen we in principe even veel wegenbelasting. Dat is raar. Wat we níet willen, is dat de werkende Nederlander straks meer moet gaan betalen omdat hij in de spits naar zijn werk moet. In de Mobiliteitsalliantie zijn we het er al over eens: we moeten naar een vlakke heffing. De kans dat zo’n systeem er komt, wordt steeds aannemelijker.”
“Als ANWB zullen we steeds meer de rol van mobiliteitsdienstverlener oppakken. Natuurlijk blijven we onze leden helpen op en langs de weg, maar ik kan me voorstellen dat we steeds meer (online) diensten gaan koppelen. Diensten van onszelf, maar ook van derden zodat we onze leden van punt A naar punt B zo makkelijk en voordelig mogelijk mobiel kunnen houden. Dat doen we nu al in de ANWB Onderweg-app, die zo’n 21 miljoen keer per jaar wordt gebruikt. Die mogelijkheden worden alleen maar groter.”
“Het verbeteren van de mobiliteit en verkeersveiligheid in Nederland is geen sprint, maar een marathon. En de veranderingen die wij voor ogen hebben kosten tijd. Maar weet je, voor mijn gevoel zijn we pas net het 5-kilometerpaaltje gepasseerd… Om de volle 42 kilometer te halen hebben we een lange adem nodig. Mobiliteit en veiligheid staan inmiddels gelukkig op de agenda, nu is het een kwestie van volhouden.”
Schrijvers: Tim de Jong en Roland Tameling – De Ondernemer
Bron: AD.nl